Naarmate de
weken vorderden, rees bij mij het vermoeden dat de door ons behandelde teksten
verre van direct de politieke relevantie van kunst aankaarten. We cirkelden met
de teksten wat rond het thema heen. Bovendien was er steeds de valkuil om te verdwalen in
de esthetica van deze of gene auteur, daarbij onze hoofdvraag uit het oog
verliezend.
Het
negatieve standpunt aangaande ons onderwerp is het makkelijkst te verdedigen:
kunst is politiek irrelevant. We beroepen ons dan op de autonomie van zowel kunst
als politiek en waarschuwen met Walter Benjamin in het achterhoofd voor de vermenging van beide.
Als we het ons helemaal makkelijk willen maken, leggen we met Arthur Danto aan
onze zijde uit dat kunst zelfs voor kunst zelf irrelevant is geworden. Door
te wijzen op een interne ondergraving – in dit geval van kunst, door
kunst – maak je indruk met een slim en sterk argument. In beide gevallen blijf je niettemin achter met lege handen.
Het
positieve standpunt, te pleiten voor de politieke relevantie van kunst, vereist
meer creatief denkwerk; alleen al om niet te worden weggezet als fascist of communist
(denk opnieuw aan Benjamin). De door ons besproken teksten boden weinig houvast om een
positief bruggetje te slaan van kunst naar politiek, temeer omdat we vanuit de
politieke filosofie geen hand kregen aangereikt naar de kunst.
Om de vraag
naar de politieke relevantie van kunst behoorlijk te beantwoorden is het niet
alleen nodig om vanuit de esthetica te zoeken naar lijntjes naar het politieke
denken, maar ook andersom vertrekkend vanuit het politieke denken te zoeken
naar plaatsen waar de kunst eventueel kan aanhaken.
Dat heb ik
gedaan door in mijn paper dankbaar gebruik te maken van Paul Ricoeurs
onderscheid tussen de politiek (de politieke praktijk van politici, instituten
e.d.) en het politieke (de achterliggende ideeën en idealen). Ik hoop daarmee
een aanzet te hebben gegeven om in een nieuw daglicht en positiever na te denken
over de politieke relevantie van kunst.