maandag 30 september 2019

Het knagende moderne

‘Modern’ is, anders dan het woord doet vermoeden, een eeuwenoud begrip. Al in de vroege middeleeuwen gebruikten de indertijd gloednieuwe christenen het om zich te onderscheiden van de ouderwets geworden Romeinse heidenen. Vervolgens duikt het woord op bij iedere grote culturele omwenteling: van Karel de Grote tot de Verlichting. Daarbij wordt steeds de verhouding tot de Klassieke oudheid herdacht. Pas de avantgarde van de vroege twintigste eeuw probeert zich daarvan volledig te bevrijden.

Volgens filosoof Jürgen Habermas is dat een slecht idee. Vooral het surrealisme is een ‘verkeerde opheffing van de cultuur’. Enerzijds ontkomt het niet aan de paradox, dat het, in zijn ontkenning van esthetische waarden, die juist bevestigt. Anderzijds levert het, in zijn eenzijdige losweken van het domein van de kunst, nauwelijks iets vruchtbaars op.

Alternatieven voor deze ‘verkeerde opheffing’ vindt Habermas in drie soorten conservatisme. Ten eerste zijn er de jonge conservatieven. Zij zijn antimodern. Zij plaatsen zich antithetisch tegenover het moderne. Van die groep verwacht Habermas niet veel: zij kan zich alleen afzetten tegen het moderne. Haar esthetica bestaat bij de gratie van het moderne en blijft zo dus afhankelijk van hetgeen ze verfoeit.
Ten tweede zijn er de oude conservatieven. Zij proberen het moderne zo veel mogelijk te negeren en zodoende terug te grijpen naar een premoderne toestand. Ten derde zijn er de neoconservatieven. Zij zijn juist grote voorstander van het moderne en zouden dat zelfs nog verder willen zien doorgevoerd, over het moderne heen: postmodernisme.

Bij iedere van deze drie strategieën zijn kanttekeningen te plaatsen. Hoe het ook zij, het is duidelijk dat er iets knaagt aan het moderne. Zoals de titel van Habermas’ toespraak aangeeft, zoekt het een voltooiing. We zijn nu bijna veertig jaar verder. Is die voltooiing dichterbij gekomen?


J. Habermas, “Het moderne – Een onvoltooid project”, in Raster 19, 1981, pp. 126-143.

vrijdag 27 september 2019

Het einde van de kunst?


Kunstcriticus en filosoof Arthur Danto is berucht als uitdrager van 'het einde van de kunst'. Verontrustend, maar het doet ook de wenkbrauwen fronsen. Hebben we hier te maken met de zoveelste platte cultuurpessimist? Zeker niet. De crux zit hem in het concept narratief. Kunstgeschiedenis is geen vaststaand gegeven, maar een verhaal (over kunst). Net zoals dat die narratief er niet altijd is geweest, zal ze er niet altijd zijn. Sterker nog, ze is al verdwenen: hedendaagse kunst (contemporary art) heeft haar vernietigd.


‘Hedendaags’ is voor Danto – anders dan het woord op het eerste gezicht doet vermoeden – eerder conceptueel, dan temporeel. Het duidt het logische gevolg aan van moderne kunst. Ook ‘modern’ is niet een of ander tijdvak, maar een conceptuele wende binnen de kunst zelf.


Om ‘hedendaags’ te duiden, moeten we dus eerst iets zeggen over moderne kunst. Danto vergelijkt moderne kunst treffend met Kants Kritiek van de zuivere rede. Het is kunst die tot zelfbewustzijn komt, zichzelf kritisch bevraagd. De mogelijkheden van het medium – of het nu schilderkunst, literatuur of muziek is – worden ten volle geëxploreerd. Dat leidt enerzijds tot zoiets bombastisch als Finnegan’s Wake van James Joyce: een boek bomvol stijlexperimenten, maar voor normale mensen volstrekt onleesbaar. Anderzijds zoekt Malevitsj met Zwart vierkant de ‘nulgraad van de schilderkunst’ op. Deze onderzoekingen blijven echter beperkt tot de kunstvorm in kwestie. De vraag wat mijn kunstvorm kan dat geen enkele andere kunstvorm kan, is daarmee prima beantwoord, maar de hamvraag blijft overeind: wat is kunst?

Die vraag is voer voor hedendaagse kunst. Die tart iedere conventie, ook buiten de desbetreffende kunstvorm om. Het resultaat is dat niets meer vanzelfsprekend is. Alles mag (of moet?). Stijlen lopen kriskras door elkaar. De kunstgeschiedenis is niet langer gezaghebbend, maar eerder een vergaarbak om naar eigen goeddunken uit te pakken wat op dat moment het beste uitkomt, zoals de verkleedkist bij opa en oma op zolder.


Vandaar het einde van de kunst, of eigenlijk het einde van de geschiedenis van de kunst: de narratief is doorbroken. Maar zal de kunstgeschiedenis later, als de uil van Minerva aan haar vlucht begint, niet alsnog een lijn in de hedendaagse kluwen weten te vinden?


A. C. Danto, “Introduction: Modern, Postmodern, and Contemporary”, After the End of Art: Contemporary Art and the Pale of History, Princeton, Princeton University Press, 1998, pp. 3-19.